Het cement van wederkerigheid en de paradox van de muntunie

Download fulltext
253

Het cement van wederkerigheid en de paradox van de muntunie
Frank Vandenbroucke
Gepubliceerd in De Gids op Maatschappelijk Gebied, jaargang 107, nr. 6, juni 2016, pp. 34-39.
Sterke nationale welvaartsstaten en Europese eenmaking waren de mooiste politieke projecten van
de 20ste eeuw: ze gaven hoop. Welvaartsstaten zouden mensen ‘bevrijden van vrees en nood’. De
Europese integratie moest een einde stellen aan een geschiedenis van oorlogen. Beide projecten
lijken nu vast te lopen. Ik zal het niet hebben over de aaneenschakeling van crises in de Unie, noch
over alle uitdagingen waar welvaartsstaten voor staan. Ik zoom in op één kwestie: zouden deze
projecten tot overmaat van ramp strijdig zijn met elkaar?
De gedachte is verleidelijk omdat we sinds 2004 twee ontwikkelingen zien: enerzijds de uitbreiding
van de Unie naar landen met lage lonen en het opengooien van de binnengrenzen; anderzijds
groeiende ongelijkheid aan de onderkant van de samenleving in het oude Europa. Migratie en (zij
het minder aanwijsbaar) concurrentie op basis van lage lonen spelen een rol in het afkalvende
herverdelingsvermogen van welvaartsstaten, maar die rol is complex en veel andere krachten zijn
aan het werk. Toenemende ongelijkheid is niet het gevolg van ‘ijzeren wetten’, of het nu gaat over
de groeiende kapitaalvoorraad van Piketty, de globalisering of de Europeanisering. De sleutel is het
beleid van overheden. Europeanisering moet dus door die bril bekeken worden: tast Europa het
effectieve vermogen van onze overheden aan om in te zetten op bescherming en herverdeling? Ik
belicht één aspect van dat beleidsvermogen: schokdempers in tijden van crisis. Daar is een
probleem. Maar er zijn oplossingen.
Welvaartsstaten hebben ingebouwde stabilisatoren om economische schokken uit te vlakken:
progressieve belastingen en werkloosheidsuitkeringen. In de Eurozone zijn de automatische
stabilisatoren na de financiële crisis snel uitgeschakeld. Dat had te maken met reacties op de
financiële markten en strak bezuinigingsbeleid. De analyse is bekend. Minder bekend is dat de
Eurozone de enige muntunie ter wereld is waarin dergelijke stabilisatoren niet ten dele
gecentraliseerd zijn. Neem de Verenigde Staten. Werkloosheidsuitkeringen zijn in de VS de
verantwoordelijkheid van de staten. Maar de staten worden ondersteund met een federaal
belastingkrediet dat werkgevers helpt om hun bijdragen voor de werkloosheid te betalen. De
federale overheid koppelt er minimale eisen aan waar de werkloosheidsverzekering moet aan
voldoen. Bovendien zorgt Washington in tijden van erge crisis voor bijkomende
werkloosheidsuitkeringen die geheel of gedeeltelijk federaal gefinancierd worden. En staten kunnen
lenen bij Washington wanneer hun werkloosheidskas in het rood staat.
Gezond boerenverstand
Schokdempers samen organiseren is rationeel. De eerste reden is risicospreiding. De tweede reden
heeft te maken met wat economen ‘externaliteiten’ noemen. Nationale verzekeringssystemen
creëren een externaliteit: een land dat zichzelf goed verzekert, bewijst ook zijn buren een dienst. Het
is zoals met vaccinatie, het voorbeeld bij uitstek van een externaliteit: wie zich vaccineert,
beschermt niet alleen zichzelf tegen een besmettelijke ziekte, maar ook mensen met wie hij in
contact komt. Daarom is het rationeel en efficiënt dat overheden vaccinaties subsidiëren en deels
verplichten. In een muntunie is het besmettingsgevaar groter dan in een loutere
2
gemeenschappelijke markt. Dus is het logisch dat een muntunie goede schokdempers verplicht in de
lidstaten.
Preventieve voorschriften (te vergelijken met verplichte vaccinatie) houden in dat lidstaten geen
structurele tekorten opbouwen, want dan verliezen ze ruimte om hun overheidstekort te laten
groeien bij een crisis. Maar de kwaliteit van werkloosheidssystemen moet ook in orde zijn. Dekken
ze alle werknemers of laten ze grote groepen onverzekerd, zoals in Italië, waardoor de stabiliserende
rol van werkloosheidsuitkeringen in Italië onder de maat is? Zijn ze voldoende genereus, maar
zonder werkloosheidsvallen te veroorzaken?
Vaccinatie wordt gesubsidieerd: producten met positieve externaliteiten moet je subsidiëren om
hun verbruik op een optimaal niveau te brengen, zo zeggen de handboeken economie. Nationale
werkloosheidsstelsels subsidiëren is in de Europese Unie niet aan de orde; maar het zou wel
rationeel zijn een herverzekering van de nationale werkloosheidsverzekeringen te koppelen aan
minimale kwaliteitseisen, zodat lidstaten de kost ervan ook in zeer moeilijke omstandigheden
kunnen betalen. De Europese Unie zal geen federale begroting ontwikkelen zoals de VS of Canada;
maar met een relatief kleine verzekeringspremie kan je qua stabilisatie hetzelfde nuttige effect
bereiken als met een omvangrijke begroting.
Hoe aanpakken?
Hoe zou een interstatelijke verzekering in de Europese Muntunie er uit zien? Tijdens de voorbije
jaren zijn verschillende voorstellen gepubliceerd, al dan niet gekoppeld aan de nationale
werkloosheidsstelsels. Deze voorstellen komen er veelal op neer dat de lidstaten bijdragen betalen
aan een fonds, dat geld uitkeert aan overheden van lidstaten die getroffen worden door negatieve
schokken. In bepaalde varianten gaat het louter om een verzekering tegen zogenaamde
‘asymmetrische schokken’, en kan het fonds zelf nooit een tekort maken. Als alle landen getroffen
worden door een crisis, zullen landen die het minst getroffen zijn in dergelijk schema bijdragen
betalen voor landen die het meest getroffen zijn. Andere auteurs beschouwen dat als problematisch
omdat men solidariteit vraagt van landen die zelf ook een effect voelen van de crisis, wat politiek
moeilijk is en economisch niet zinvol. Zij voorzien daarom de mogelijkheid dat een stabilisatiefonds
tijdelijk schulden opbouwt, zodat het kan bijdragen aan stabilisatie bij schokken die de hele
eurozone op symmetrische wijze treffen.
Sommige voorstellen koppelen de interstatelijke transfers aan de evolutie van de werkloosheid in de
lidstaten, en voorzien een herverzekering, via begrotingstransfers, van de nationale
werkloosheidssystemen. Andere voorstellen gaan nog verder in deze koppeling aan werkloosheid: ze
pleiten voor een rechtstreekse Europese interventie in de werkloosheidsuitkeringen die individuele
burgers krijgen. Zelf ben ik betrokken in een grootschalig onderzoek hierover, onder leiding van het
Centre for European Policy Studies (CEPS), dat binnenkort opgeleverd wordt aan de Europese
Commissie. Het is te vroeg om me uit te spreken over de vraag of en hoe een interstatelijke
verzekering gekoppeld moet worden aan nationale werkloosheidsuitkeringen, en wat dan de beste
benadering is. Wel is duidelijk dat de complexiteit van een rechtstreekse interventie in nationale
werkloosheidssystemen niet onderschat mag worden. Het meest aangewezen lijkt een model dat de
nationale werkloosheidssystemen herverzekert via begrotingstransfers, dat permanente transfers
ten voordele van bepaalde lidstaten uitsluit en een structurele herverdeling van middelen tussen de
3
landen (eerder dan een loutere verzekering waar iedereen baat bij heeft) vermijdt. Eerder dan in te
gaan op technische details wil ik het hebben over het waarom van dergelijke herverzekering.
Het is niet zo dat we vandaag geen solidariteit organiseren in de muntunie. Maar de solidariteit die
tot stand komt is het resultaat van moeizame onderhandelingen tussen regeringsleiders. Solidariteit
zit niet als een ex ante automatisme ingebakken in het Europese weefsel, ze komt ex post tot stand.
Dit heeft nadelen. Solidariteit ex post organiseren is polariserend. Bovendien is ex post solidariteit
duurder dan ex ante solidariteit want ex ante solidariteit verhindert dat de schade oploopt. Risico’s
centraliseren of herverzekeren in een muntunie is een zaak van gezond boerenverstand: voorkomen
is beter dan genezen.
Puzzel van solidariteit en soevereiniteit
U denkt nu ongetwijfeld: hoe rationeel ook, dit is hopeloze political fiction. Er heerst diep
wantrouwen, verzet tegen het delen van middelen op het Europese niveau, en vrees dat we
hangmatten eerder dan werkloosheidsverzekeringen zullen subsidiëren. We staan inderdaad voor
een paradox: de Verenigde Staten consolideren zwakke solidariteitsmechanismen in de staten met
solidariteitsmechanismen op het federale niveau; de EU lukt er niet in om sterke
solidariteitsmechanismen binnen de lidstaten te ondersteunen met ex ante solidariteit op het
Europese niveau, en creëert zo een instabiele muntunie. Politiek gaat het om een moeilijke puzzel:
het zou in ieders voordeel zijn dat we ‘gelijk oversteken’ in het delen van soevereiniteit en het delen
van risico’s; maar hoe doe je dat als je elkaar niet vertrouwt en denkt dat je steeds meer greep op je
eigen nationale situatie verliest? Dat laatste vormt de kern van het debat: de Europese Unie is
synoniem geworden met verlies aan invloed, verlies aan ‘greep op de situatie’. Als we niet bereid zijn
risico’s en soevereiniteit te delen, zullen we steeds meer ‘greep op onze eigen situatie’ verliezen.
Risico’s en soevereiniteit moeten gedeeld worden om effectief beleidsvermogen te heroveren. De
inzet is dat nationale beleidsmakers zo sterker worden, eerder dan zwakker.
Europese Pijler van Sociale Rechten
Hoger stelde ik dat het logisch is dat de Europese Unie eisen zou stellen aan de kwaliteit van de
werkloosheidssystemen in de lidstaten. In welvaartsstaten zijn werkloosheidsuitkeringen de
spreekwoordelijke neus van de kameel: of ze een goede schokdemper zijn, hangt ook samen met de
kwaliteit van het activeringsbeleid, de hoogte van het netto-inkomen dat mensen kunnen verdienen
aan de onderkant van de arbeidsmarkt… Het gaat om een cluster van principes waar werkloosheidsen
werkgelegenheidsbeleid op een coherente manier moet aan beantwoorden. Dit onderlijnt een
bredere vaststelling: het is absoluut nodig en basisconsensus te ontwikkelen over wat het Europese
sociale model inhoudt. Terwijl de zoektocht naar een heldere omschrijving van ‘het Europese sociale
model’ tien jaar geleden nog kon afgedaan worden als een nuttige maar niet echt noodzakelijke
oefening, is dit vandaag een existentiële kwestie geworden voor de Unie.
Zijn er perspectieven om aan dergelijke consensus te werken? In maart heeft de Europese
Commissie een brede raadpleging gestart en een eerste voorlopige omschrijving gepresenteerd van
wat de ‘Europese Pijler van Sociale Rechten’ moet worden. Dit initiatief maakt deel uit van de
werkzaamheden van de Commissie in opvolging van het Verslag van de vijf voorzitters van de
Europese instellingen over de voltooiing van de muntunie, dat in juni 2015 gepubliceerd is. Het
initiatief voor de pijler is gericht op de eurozone, maar andere lidstaten kunnen instappen als zij dat
4
willen. De terminologie ‘rechten’ is wel enigszins verwarrend, omdat het in essentie gaat om
benchmarking van het sociale beleid in de lidstaten. Heel wat beleidsgebieden komen aan bod,
gegroepeerd in drie hoofdthema’s: gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt; billijke
arbeidsvoorwaarden; adequate en duurzame sociale bescherming en toegang tot essentiële
diensten van hoge kwaliteit.
Dit initiatief van de Commissie beantwoordt potentieel aan de behoefte die ik geschetst heb. Een
breed debat over dergelijke ‘pijler van sociale rechten’ kan bijdragen tot de noodzakelijke
basisconsensus. Tegelijkertijd is het een initiatief met een hoog risicogehalte. Indien het ervaren
wordt als een heruitgave van bestaande Europese coördinatiestrategieën, zoals de Europese
Werkgelegenheidsstrategie en de Open Coördinatie voor sociale bescherming en insluiting, dan zal
het geen nieuwe dynamiek creëren; het heersende scepticisme over de sociale betekenis van de
Unie zal er dan alleen door versterkt worden. Precies daarom moet zorgvuldig met de terminologie
‘rechten’ omgesprongen worden. Opdat dit initiatief impact zou hebben, lijken drie voorwaarden
belangrijk.
• Ten eerste, moet een pijler van sociale rechten uiteindelijk voorwerp uitmaken van overleg
tussen politieke leiders en sociale partners op het hoogste niveau. Zoals de EU zich voorzien
heeft van een fiscal compact, zou er op het hoogste niveau ook een ‘sociaal pact’ moeten
afgesproken worden.
• Ten tweede, lijkt het me aangewezen een onderscheid te maken tussen domeinen waarin op
basis van bestaande Europese bevoegdheden effectieve rechten, in de juridische betekenis
van het woord, tot stand kunnen komen (zoals arbeidsvoorwaarden) en domeinen waar de
Unie over minder bevoegdheden beschikt. In domeinen waar de Unie wetgevend kan
optreden mag het wetgevende initiatief niet in verdrukking geraken; in domeinen waar dat
minder evident is, kan wel een indringende benchmarking van instrumenten en resultaten
georganiseerd worden, die verder gaat dan wat nu bestaat in de diverse
coördinatieprocessen.
• Ten derde, denk ik dat dit initiatief op een bepaald ogenblik uitdrukkelijk gekoppeld moet
worden aan ‘hardere’ initiatieven zoals de voorbereiding van een Europees stabilisatieinstrument
(waar het verslag van de vijf voorzitters het ook over heeft, zij het in vage
bewoordingen); daardoor zou de politieke gevoeligheid en betekenis ervan veel groter
worden.
Wederkerigheid
Mijn pleidooi is gebaseerd op wederkerigheid: een solidaire verzekering van risico’s met strenge
eisen waar de verzekerden moeten aan voldoen. Een Europese toepassing van ‘voor wat hoort wat’,
zo u wil. Wederkerigheid is echter een iets rijker begrip. Wederkerigheid is het cement van de
bescherming die nationale welvaartsstaten bieden. Het komt er op neer ‘voor wat hoort wat’ in de
juiste dosis toe te passen: ‘voor wat hoort wat’ kan verworden tot een hardvochtig mantra, zonder
oog voor het feit dat mensen ook recht hebben op mededogen. Een overdosis kan ook leiden tot een
allesoverheersend wantrouwen, waarbij een obsessie voor moral hazard (oneigenlijk gebruik van
verzekeringen) ons blind maakt voor de voordelen van onderlinge verzekeringen. Zoals
wederkerigheid het cement is van welvaartsstaten, moet het nut van wederkerigheid ons inspireren
voor de Europese Unie. Zo zouden we het wederkerigheidsprincipe ook moeten toepassen op de
5
lopende debatten over grensoverschrijdend verkeer. De Nederlandse regering klaagt terecht over
misbruik van detachering naar Nederland van werknemers Oost- en Centraal-Europa, omdat dit het
Nederlandse sociale bestel ondermijnt. Tegelijkertijd heeft Premier Rutte gezegd dat er veel goeds
zat in de eisen van David Cameron; Cameron wil Europeanen die in het Verenigd Koninkrijk als
werknemer aan de slag zijn en géén gebruik maken van detachering kunnen uitsluiten van Britse
sociale voordelen. De Nederlandse positie komt er op neer dat men zelf graag uit twee walletjes zou
eten: Polen die hier werken moeten bijdragen betalen voor het Nederlandse sociale bestel; maar
dezelfde Polen moeten niet denken dat ze zomaar alle sociale voordelen kunnen krijgen die
Nederlandse werknemers krijgen… Dat schendt niet alleen een elementair principe van
wederkerigheid, het maakt de mogelijkheid om een verstandig compromis te vinden met de Oosten
Centraal-Europese regeringen over de detacheringskwestie moeilijker. Belgische politici die graag
laten horen dat ze Cameron en Rutte interessante Europeanen vinden, zouden daarover moeten
nadenken.
Dit is een samenvatting van de rede die Frank Vandenbroucke uitsprak n.a.v. zijn aanstelling als
universiteitshoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. De volledige tekst is te vinden op
www.frankvandenbroucke.uva.nl