We hebben nieuwe impulsen nodig om meer laaggeschoolden aan werk te helpen

Download fulltext
240

6/21/2016 We hebben nieuwe impulsen nodig om meer laaggeschoolden aan werk te helpen | De Tijd
http://www.tijd.be/opinie/algemeen/We_hebben_nieuwe_impulsen_nodig_om_meer_laaggeschoolden_aan_werk_te_helpen.9698348­7765.art?highlight=We… 1/3
We hebben nieuwe impulsen nodig om
meer laaggeschoolden aan werk te helpen
13 november 2015 05:00
Frank Vandenbroucke
Tien jaar geleden kwam er een bijdragevermindering voor lage lonen en werden de
dienstencheques gecreëerd. Beide maatregelen moesten meer laaggeschoolden aan een job helpen.
Maar beide maatregelen hebben hun beste tijd gehad. Er zijn nieuwe impulsen nodig.
Door Frank Vandenbroucke, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam (UvA).
Wie laaggeschoold is, maakt weinig kans op onze arbeidsmarkt. België doet het op dat vlak nog slechter dan
vele andere landen. Veeleer dan aan de klaagmuur te staan, wil ik starten met een enigszins positieve noot. De
tewerkstellingskansen van laaggeschoolden zijn het voorbije decennium in alle ‘oude’ Europese lidstaten (de
EU15) verder afgenomen, met Duitsland als notoire uitzondering; de strakke Duitse loonmatiging en de minijobs
zitten daar ongetwijfeld voor veel tussen. Maar in België was de afname toch wat beperkter dan elders: we
rijden achteraan in het peloton, maar verbeteren onze relatieve positie een beetje.
De vraag is dus welke Belgische beleidslijnen van de voorbije tien jaar ­ bij afwezigheid van het Duitse recept ­
al bij al toch een (enigszins) positieve rol kunnen gespeeld hebben. Twee grote beleidskeuzes die tien jaar geleden
werden gemaakt komen in aanmerking: de klemtoon die bij de vermindering van de sociale bijdragen gelegd
werd op bijdragevermindering voor lage lonen, en de ontwikkeling van de dienstencheques.
Voor werknemers met een laag loon werd in 2004 een bijzondere bijdragevermindering ingevoerd. De grens
van wat als ‘laag loon’ beschouwd wordt, is echter niet aangepast aan de loonstijging. In 2005 lag het grensbedrag
voor een ‘laag loon’ 62% hoger dan het bruto minimumloon; in 2014 was het verschil nog maar 20% (zie
grafiek). Zo werd dit beleid uitgehold: in 2005 kwamen 549.585 werknemers uit de private sector in aanmerking
voor de bijdragevermindering voor lage lonen; in 2014 waren het er nog maar 246.112. Laaggeschoolde arbeid
werd weer duurder. In de mate dat de extra­bijdragevermindering voor lage lonen een gunstig effect heeft
gehad, is dit gunstige effect afgezwakt.
Het voorgaande heeft betrekking op de profitsector. De overheid heeft de voorbije tien jaar ook bijdrageverminderingen
toegekend aan werkgevers uit de non­profitsector, waar de werkgelegenheid sterk toenam. In vergelijking
met de rest van de economie werken in de non­profitsector echter relatief weinig laaggeschoolden; de
werkgelegenheid voor laaggeschoolden hield er min of meer stand, maar groeide niet. De non­profitsector
vormde als het ware een kleine buffer, maar compenseerde het verlies aan jobs voor laaggeschoolden in andere
sectoren niet.
Dienstencheques
De ontwikkeling van de dienstencheques gaf wel een massieve impuls aan de werkgelegenheid voor laaggeschoolde
vrouwen. Dit had een significant effect op de Belgische statistiek voor laaggeschoolde arbeid. Hier
hoort echter ook een kanttekening bij: de voorbije jaren zijn ook middelgeschoolde vrouwen in toenemende
mate actief in het circuit van de dienstencheques. Deze trend is op zichzelf niet verrassend. Meer en meer
vrouwen hebben minstens een diploma secundair onderwijs. Ook al beschouwen we poetsen als werk voor
laaggeschoolden, je moet wel over een aantal algemene vaardigheden beschikken. Poetsen is geen routine­job,
6/21/2016 We hebben nieuwe impulsen nodig om meer laaggeschoolden aan werk te helpen | De Tijd
http://www.tijd.be/opinie/algemeen/We_hebben_nieuwe_impulsen_nodig_om_meer_laaggeschoolden_aan_werk_te_helpen.9698348­7765.art?highlight=We… 2/3
zoals aan de band staan in een geautomatiseerd productieproces; routine­jobs verdwijnen, maar jobs waarin je
problemen moet oplossen, met mensen moet kunnen communiceren… blijven bestaan.
De concurrentie voor deze jobs wordt sterker; middelgeschoolde mensen verdringen hier laaggeschoolde mensen.
Jongere mensen die vandaag zonder diploma secundair onderwijs door het leven gaan, mankeren vaardigheden
die geschoolden doorgaans wel hebben. Elders heb ik geïllustreerd dat dit effect nu in het Belgische
dienstenchequecircuit goed zichtbaar is (meer dan, bijvoorbeeld, in de Nederlandse arbeidsmarkt voor poetshulp),
precies omdat we dit circuit zo sterk gepromoot hebben.
Dit is geen argument tegen de dienstencheques. Maar naast het feit dat het dienstencheque­circuit hoe dan ook
op budgettaire limieten botst, suggereert het dat de sterkste positieve impuls voor de tewerkstellingskansen van
laaggeschoolden hier achter ons ligt.
Om de dynamiek van de voorbije tien jaar goed te vatten, moet men tenslotte ook rekening houden met het feit
dat de werkzaamheid van laaggeschoolde mensen tussen 55 en 64 jaar aanzienlijk gestegen is: België is daarin
geen koploper (en vertrekt van een laag niveau), maar ook geen achterblijver. Naast sociologische trends speelt
beleid dat vervroegde uittrede ontmoedigt daarin een rol; men mag er van uitgaan dat deze positieve dynamiek
zich verderzet.
Dit weegt echter niet op tegen de groeiende marginalisering van laaggeschoolde mensen die jonger zijn. Er is
een groot verschil tussen een ‘laaggeschoolde’ van 55 jaar en een laaggeschoolde van 35 jaar: de eerste is binnen
zijn generatie veel minder een uitzondering dan de tweede, en heeft tijdens zijn actieve leven nuttige
competenties verworven die de tweede nooit zal opbouwen.
De positieve nood waarmee ik gestart ben, leidt dus tot een minder positieve conclusie: in de mate dat het beleid
van de voorbije tien jaar gunstig was voor laaggeschoolden die nog niet tot de categorie van de ‘oudere
werknemers’ behoorden, gaat het om impulsen die intussen over hun hoogtepunt zijn (de dienstencheques) of
verzwakt (de specifieke bijdragevermindering voor lage lonen). Dit gebeurt terwijl migratie een arbeidsaanbod
creëert dat zich vermoedelijk grotendeels richt op een segment waar laag­ en middelgeschoolden actief zijn.
Het is dus tijd om nieuwe impulsen te geven aan werkgelegenheid voor laaggeschoolden.
Dualisering
Het grote bezwaar tegen de Duitse mini­jobs is dat ze gepaard gaan met een dualisering in de sociale zekerheid;
tot voor kort gold er ook geen minimumloon. Zijn er andere paden? Voldoende flexibiliteit op de arbeidsmarkt,
maar zonder tweedeling voor de sociale zekerheid, is een deel van het antwoord. Een fatsoenlijk minimumloon
dat motiveert om te werken, maar een niet­lineaire federale lastenvermindering die opnieuw sterk inzet op lage
lonen, is een ander deel van het antwoord.
Het pleidooi voor een niet­lineaire bijdragevermindering steunt overigens niet alleen op aandacht voor laaggeschoolden;
Dejemeppe en Vander Linden leggen in een recente bijdrage in Regards Economiques uit waarom
een klemtoon op lage lonen hoe dan ook een sterker werkgelegenheidseffect heeft. Het banenpact van de
Vlaamse sociale partners van 21 oktober jl. wijst ook op de verantwoordelijkheid van de Vlaamse regering om
maatregelen te nemen ter ondersteuning van wie zwak staat op de arbeidsmarkt; dit akkoord vraagt een correctie
op het (ongelukkige) Vlaamse voornemen om alle doelgroepmaatregelen in de leeftijdscategorie 25­54 af te
schaffen, behoudens de ondersteuning voor mensen met een handicap. Het akkoord moet nu vertaald worden
in tastbare maatregelen.
De verantwoordelijkheid van de Vlaamse regering is ook van te blijven activeren op maat van iedere werkzoekende;
doeltreffende activering van laaggeschoolden is niet goedkoop, maar de maatschappelijke meerwaarde is
belangrijk. Activering moet migranten met sterke competenties, ondanks een gebrek aan formeel erkende
diploma’s of andere hinderpalen, kansen geven in jobs voor geschoolde mensen, om zo verdringing in de markt
voor laaggeschoolden tegen te gaan.
6/21/2016 We hebben nieuwe impulsen nodig om meer laaggeschoolden aan werk te helpen | De Tijd
http://www.tijd.be/opinie/algemeen/We_hebben_nieuwe_impulsen_nodig_om_meer_laaggeschoolden_aan_werk_te_helpen.9698348­7765.art?highlight=We… 3/3
Tegelijkertijd moeten we ervoor opletten dat de promotie van studentenarbeid er niet toe leidt dat jobs voor
laaggeschoolden in toenemende mate worden ingevuld door studenten; studenten zouden vooral moeten studeren.
Sommige functies voor hooggeschoolden kunnen ook doelbewust ‘ontbonden’ worden om kansen te
scheppen voor minder geschoolden (job carving; denk aan de rol van tandartsassistenten bij tandartsen). Daardoor
ontstaat er op de markt voor niet­hooggeschoolden meer ruimte, en in afgeleide orde ook minder verdringing
ten nadele van laaggeschoolden.
Het sluitstuk van een omvattende en ambitieuze aanpak voor laaggeschoolden is vanzelfsprekend dat hervormingen
in het onderwijs de nieuwe instroom van mensen zonder diploma drastisch afremmen.
Deze bijdrage steunt op een presentatie op ‘West4Work’, downloadbaar via www.west4work.be
Bron: De Tijd
Copyright De Tijd